Costa Rica info

Ardeidae,Herons and Egrets,laguna Canas

Ardeidae, Herons and Egrets, Laguna Canas



Algemene informatie

Geschiedenis

Pre-koloniale beschaving

Voordat de Spanjaarden hun intrede in Costa Rica deden, was het land al lang bewoond. Een deel van de Atlantische kustgebieden was toen al gecultiveerd. De aanwezigheid van een netwerk van wegen en de vondst van onder andere jade, goud en aardewerk duidden op vroegere beschavingen. Costa Rica was lange tijd een belangrijk handelscentrum in Midden-Amerika geweest. Dit kwam door de brugfunctie die het land vervulde tussen Noord- en Zuid-Amerika.
Er waren drie etnische groepen die Costa Rica voor Columbus al bevolkten. De Chorotegas, afkomstig uit het zuiden van Mexico; de Huetares, afkomstig uit het Braziliaanse Amazonegebied en de Bruna, die uit de Pacifische gebieden westelijk van de Andes stamden.

De Chorotegas

In de noordwestelijke provincie Guanacaste woonden de Chorotega indianen, wiens samenleving voor een belangrijk deel gebaseerd was op het gebruik van mai s. Deze indianen woonden in steden van soms wel 20.000 mensen. Cacao werd gebruikt als betaalmiddel.
De Chorotegas beheersten de kunst van het maken van keramiek zeer goed. Daarnaast maakte men figuren uit jade. Deze hadden een rituele betekenis. Men schreef op gelooide huiden en kende een kalender. Oorlogsvoering was een algemene bezigheid om onder andere slaven te verkrijgen. Sommige van deze slaven, maar ook jonge maagden, werden levend geofferd door ze in de krater van een vulkaan te gooien.

De Huetares

De Huetares waren in aantal de belangrijkste bewoners van Costa Rica. Men vermoedt dat ze Costa Rica via de Antillen bereikt hebben. Hun invloed reikte van Panama tot in Honduras. Ze beheersten grote delen van Costa Rica. Het hele Atlantische gebied, de centrale hoogvlakte en een deel van de Pacifische kust was hun woongebied. Hoewel ze grote delen van het land beheersten, was hun cultuur duidelijk minder ontwikkeld dan die van de Chorotegas. De Huetares waren seminomaden die leefden van een beetje landbouw, het verzamelen van vruchten (o.a. van de pejibaye palm) en van de jacht. Hun geloof was er een met vele goden. Ze vereerden daarnaast allerlei zaken zoals mensen, dieren, planten, stenen en hemellichamen.
De techniek van het maken van stenen (kunst-) voorwerpen stond op hoog niveau bij de Huetares. In het nationale park Guayabo de Turrialba in het oosten van het land bij Siquirres, vond men funderingen en andere overblijfselen van gebouwen. Deze ontdekking baarde veel opzien. Men vermoedt dat hier een religieus en politiek centrum is geweest, dat minstens 400 jaar lang, tot 1400 na Chr., bewoond is geweest.

De Bruncas

Een tak van de uit Colombia afkomstige Chicha Indianen vestigden zich in het zuidwestelijk deel van Costa Rica. Dit waren de Bruncas. Zij woonden in versterkte dorpen. De reden tot het beschermen van hun dorpen was het bezit van goud, dat gebruikt werd om beeldjes van te maken. Ook zij hadden slaven en voerden vaak strijd hierom. Hun geloot in een leven na de dood rechtvaardigde mensenoffers.
In de vallei van de Rio Terraba in de provincie Puntarenas en op het eiland Cao, zijn in lineaire formaties liggende granieten bollen gevonden met een doorsnede van 7.5 cm tot 1.8 m Deze vormen nu een van de belangrijkste pre-Colombiaanse overblijfselen in het land.

Koloniaal en huidig Costa Rica

Zoals vele andere landen in Midden-Amerika is Costa Rica lang door de Spanjaarden overheerst geweest. Het land werd vanuit Panama veroverd tussen 1520 en 1565. Aanvankelijk hoorde Costa Rica bij Mexico en Guatemala. In 1824 trad het land toe tot de federatie van de Verenigde Staten van Midden-Amerika. In 1848 werd het land volledig onafhankelijk, pas in 1880 gevolgd door vrije verkiezingen. Precies een eeuw na de onafhankelijkheid vond een revolutie plaats met een belangrijk en tevens uniek gevolg; het leger werd opgeheven. Nu is er een politiemacht die bestaat uit de Guardia Civil en de Guardia Rural, de stads- en de plattelandspolitie. De VS. helpt mee om deze politiemacht beter te organiseren, wat bij de bevolking angst voor de vorming van een ‘verkapt` leger heeft opgeroepen.

Costa Rica staat algemeen bekend als een vreedzaam land met een stabiele democratie, iets wat bepaald een unicum is in Spaanstalig Amerika. Toch zijn er nog zaken die slecht geregeld zijn. Al is er een democratie, toch bestaat er een duidelijke klassenjustitie en is er ook hier sprake van armoede en onderdrukking. Witte-boorden misdrijven, zoals belastingontduiking, worden zelden bestraft. Ook in gevangenissen genieten prominente personen een voorkeursbehandeling.
Tot in 1990 was Oscar Arias de president van Costa Rica. Hij vertegenwoordigde de Nationale Vrijheidspartij. Een belangrijke rol bij de verkiezingen in 1990 speelde de betrouwbaarheid van de politici. In de zomer van 1989 begonnen verschillende politici elkaar van corruptie en financiele banden met de drugsmaffia te beschuldigen. Zelfs de tot dan zo ‘zuiver` geachte president Arias ontsnapte niet aan de beschuldigingen. In hoeverre politici er nu echt bij betrokken zijn, zal wel nood helemaal duidelijk worden. Dat ze erbij betrokken zijn, is helaas niet irreeel om te veronderstellen. De macht van de drugsmaffia is bijzonder groot en doet zijn invloed in vrijwel heel Midden- en Zuid-Amerika, tot in de hoogste lagen gelden.

Bevolking

In 1985 bestond de nog steeds snel groeiende bevolking uit 2.5 miljoen mensen. Inmiddels is het 3 miljoen gepasseerd. Ruim 98% van de inwoners is blank of mesties. Het overige deel bestaat uit indianen en negers. De bevolking is grotendeels (90%) katholiek Daarnaast bestaan er een aantal kleine, doch fanatieke sektes op protestante basis.
De negerbevolking is geconcentreerd in de provincie Lima‘³n. Deze mensen zijn vrijwel allemaal protestants. De ruim 50.000 negers hebben hun eigen Caribische cultuur en hebben zich nauwelijks met de mestiezen vermengd. Zij hebben hun eigen taal: het patua, een Engels dialect. Spaans komt pas na het gewone Engels op de derde plaats.
Van de oorspronkelijke Indiaanse bevolking is nog maar weinig te merken. Er leven nog maar 10 20.000 indianen in Costa Rica. Ze behoren tot een 8-tal groepen, welke af stammen van de oorspronkelijke bewoners. Nu wonen ze verspreid in 21 reservaten.
De belangrijkste drie groepen zijn de Cabecare uit het Talamanca gebergte en de Bribri, die aan de Pacifische kust leven. Hier leven ook de Guaymi indianen. Deze drie groepen hebben hun eigen taal en een aantal van hun tradities behouden. Doch de minderwaardige status die de Indianen in het land genieten, landconflicten, alcoholisme en verdergaande cultuurverarming hebben van de indianen een sociaal laag geplaatste groep gemaakt.
Costa Rica heeft een sterk westers karakter. San Jose maakt een moderne indruk. De invloed van de Verenigde Staten op het land is erg groot. Door de goed ontwikkelde media komt de Noord-Amerikaanse cultuur continue het land binnen.
Costa Ricaanse cultuuruitingen blijven beperkt tot enkele feestdagen. De inheemse cultuur komt dan even terug in processies, spelen, voordrachten en typische maaltijden.

Economie en landgebruik

Landbouw is de belangrijkste economische bezigheid. Ongeveer de helft van de bevolking is hierin werkzaam. De verdeling van de grond is tot op heden nog zeer onrechtvaardig. Een klein aantal van de landbouwbedrijven (5%) bezit 55% van alle grond, voornamelijk in de laaglanden, terwijl 50% van de bedrijven het met 4% moet doen. Deze grond ligt vooral in de bergen. Het noodgedwongen kappen van de bossen daar heeft tot veel erosie geleid.
De meeste boeren (60-70%) hebben zelfs helemaal geen land en werken voor de grotere bedrijven. Een aantal landbezettingen heeft tot een minimale herverdeling van de grond geleid. De ongelijkheid blijft echter nog steeds bestaan.
Wat betreft de armoede op het platteland is het beeld in Costa Rica negatief, doch minder alarmerend dan in andere Midden-Amerikaanse landen. In 1980 leefde 34% van de plattelandsbevolking onder het bestaansminimum, tegen 75% in de overige landen. Van de totale landoppervlakte van 51.000 km2, wordt minstens 31.000 km2 voor agrarische doeleinden gebruikt. Ruim de helft hiervan doet dienst als grasland.
Op een typisch klein boerenbedrijf in het tropische laagland vindt men onder andere: cassave, taro, bananen, platanos (bakbananen), papaya, citrusbomen en de pejibaye palm welke nationaal zeer geliefde vruchten produceert. Op een bedrijfje in het hoogland worden ons meer bekendere producten verbouwd zoals: kool, tomaten, pepers, wortels, granen, bonen en aardbeien.
De meeste landbouwgrond wordt ingenomen door de vaak enorme plantages. Deze ‘exportfabrieken` zijn meestal met geld van de Wereldbank opgezet. Bananen en koffie zijn de belangrijkste producten. Grootschaligheid heeft helaas gevolgen. Het overmatige gebruik van insecticiden, de ontbossing en de uitputting van de bodem vormen een grote bedreiging voor het milieu.
Enkele andere belangrijke exportproducten zijn suiker en cacao. De suikerbedrijven zijn voornamelijk in handen van Amerikanen en worden met geld van de rijke koffiefamilies gefinancierd. Belangrijke producten, vooral voor eigen gebruik, zijn: mai s, bonen, rijst, aardappelen en tabak. Naast de akkerbouw is de veeteelt een belangrijke sector in de Costa Ricaanse economie. De Meseta Central en Guanacaste zijn typische veeteelt gebieden, die zorgen voor een groeiende rundvlees productie. Costa Rica speelt een belangrijke rol in de internationale handel in rundvlees. Meer dan 40% van alle bos in Midden-Amerika is sinds 1961 verdwenen. Een groot deel van d land doet nu dienst als grasland voor het vee. De enorme behoefte van de Verenigde Staten aan rundvlees om hamburgers, hotdogs, etc. te maken, heeft tot deze grootschalige ontbossing in Midden-Amerika geleid. De Wereldbank en de lnter-American Development Bank hebben een belangrijk aandeel (gehad) in de ontwikkeling van de veeteelt in Costa Rica.
Het Mac Donalds concern en Burger King, zijn de twee grootste betrokkenen. In Costa Rica is de omvang van de vee gebieden van 1/8 deel van het land in 1950, tot 1/3 deel nu, toegenomen. De vleesproductie werd meer dan verdrievoudigd, terwijl de vleesconsumptie daalde. Twee derde deel van alle vlees wordt geexporteerd. In heel Midden-Amerika is de laatste 20 jaar de vleesproductie met meer dan 160% toegenomen.
De veeteelt heeft tot het ontstaan van een aantal grote problemen geleid. Het is gebleken dat de grond in de ontboste gebieden op de lange duur onvruchtbaar wordt. De behoefte aan meer grasland neemt daardoor steeds meer toe. Het zijn de grootgrondbezitters die zo steeds meer land in handen hebben gekregen. De onttrekking van vruchtbare landbouwgrond heeft de productie van nationaal belangrijke gewassen als sorghum, mais en bonen in gevaar gebracht. Als laatste gevolg moet de afbraak van de werkgelegenheid genoemd worden.
Veel kleine boerenbedrijfjes zijn verdwenen en de talrijke kleine boeren die niet meer konden rondkomen op het platteland, trokken en trekken nog steeds naar de grote steden en bevolken nu de krottenwijken.

Geologie en geografie

Costa Rica is een relatief klein land, gelegen tussen Panama en Nicaragua (zie kaartje). Het heeft een oppervlakte van 51.000 km2
(ca. 1.2 maal Nederland).
De verscheidenheid aan landschappen is door de grote topografische verschillen erg groot. Costa Rica wordt in tweeen gedeeld door een berg- keten die van de Nicaraguaanse grens in het noordwesten tot in Panama loopt (zie kaart). Het noordelijke (tot 2000 m) hoge deel is de Cordillera de Guanacaste, welke in de lagere (tot 1500 m) Cordillera de Tilaran overgaat. Op de overgang ligt het grote Arenal meer. De Cordillera Central in het midden van het land, bestaat uit 4 vulkaankegels, waarvan de lrazaԼ ( 3432 m) de hoogste is.
Hierlangs ligt de Meseta Central, een hoogvlakte op 1000- 1500 m door bergen omsloten. Hier ligt ook de hoofdstad San Jose. De oudste sporen van bewoning in dit gebied dateren van meer dan 12.000 jaar geleden.
Ruim 60% van de tegenwoordige bevolking woont in dit 4000 km2 grote bekken. Het zuidelijke deel is de Cordillera de Talamanca, waarin toppen tot 3000 m hoog voorkomen.
In het noordoosten, langs de Caribische kust strekt zich het laagland uit. In dit gebied is de diversiteit aan cultuur en natuur het grootst. Sinds 8000 jaar voor Christus is dit gebied al bevolkt. Na het bezoek van Columbus in 1502, is hier de sociaalpolitieke ontwikkeling van het land begonnen. Het noordelijke kust gebied heet Tortuguero, het zuidelijk deel heet Talamanca. Beide namen zijn afgeleid van de vroeger vaak voorkomende schildpad slachtingen. Lima‘³n is de belangrijkste havenplaats van Costa Rica.
Het westen van het land is in twee verschillende gebieden te verdelen. De streek van Guanacaste en Nicoya bestaat u vlaktes, plateaus en afgeronde heuvels en kent een jaarlijkse droogteperiode. In deze streek liepen de handelsroutes van de oude Maya- en Olmeken beschaving en hebben waarschijnlijk nog oudere culturen gezeteld. Het uiterste zuidwesten is een van de ruigste gebieden van het land, met een lage bevolkingsdichtheid.

Vulkanisme en aardbevingen.

Midden-Amerika en het Andesgebied van Zuid-Amerika behoren tot de seismisch meest actieve gebieden ter wereld. Aardbevingen hebben in deze gebieden voor veel schade en ellende gezorgd. Deze processen zijn het gevolg van de beweging van de platen waaruit de aardkorst bestaat, de zogenaamde tektoniek. In Midden-Amerika beweegt de Cocos plaat (oceanische korst) tegen de Midden-Amerikaanse kust (continentale korst) aan. Hierbij duikt de Pacifische oceaankorst onder de continentale korst omdat de eerste een groter soortelijk gewicht heeft. De ondergedoken oceaankorst begint in de diepte, waar de temperatuur flink verhoogd is, te smelten waarbij een vorm van vulkanisme ontstaat die typisch is voor de hele westkust van het Amerikaanse continent. Van de Andes tot de Canadese Rocky Mountains brengen grote vulkanen de gesmolten oceaankorst als lava weer naar buiten. Anderzijds ontlaadt de spanning van de botsende aardschollen zich in de vorm van aardbevingen.
Ondanks de aanwezigheid van veel vulkanen in Midden-Amerika, hebben zich relatief weinig rampen voorgedaan. Een van de huidige actieve vulkanische zones ligt in Costa Rica en Guatemala.
In Costa Rica zijn 12 vulkanen. De grootste zijn lraza‘º ( 3432 m), Turrialba ( 3329 m), Poas ( 2704 m) en Barva ( 2906 m), allen in centraal Costa Rica gelegen. In de noordelijke Cordillera de Tilaran liggen onder andere: Rinca‘³n de la Vieja ( 1806 m) en Santa Maria ( 1919 m).
In 1968 explodeerde de aan de oostkant van de Laguna de Arenal gelegen vulkaan El Arenal. Van 1963 tot 1965 was de vulkaan IrazaԼ zo actief dat koffieoogst van Costa Rica grotendeels verloren ging. De geologische achtergrond van de flora en fauna. De tektoniek is van groot belang geweest voor de huidige vorm van Midden-Amerika en Costa Rica. Daarnaast is deze van grote invloed geweest op de samenstelling van de huidige flora en fauna.
De verbinding tussen Noord- en Zuid-Amerika, zoals we die nu kennen, is er niet altijd geweest. Van ruim 200 miljoen jaar geleden (in het Mesozoi cum) tot 5-6 miljoen jaar geleden (in het Plioceen) ontbrak deze. In het jongste deel van deze periode bestond er in het zuidelijk deel van dit gebied een soort eiland verbinding tussen beide continenten.
Geologisch gezien is Midden-Amerika dus een relatief jong gebied. Dat betekent dat de huidige flora en fauna zich pas laat ontwikkeld heeft tot de vorm waarin die nu bestaat. Fossiele overblijfselen laten overeenkomsten zien tussen de ongewervelde zeedieren van het Pacifische en het Atlantische gebied.

De weinige soorten zoogdieren, die tot 3 miljoen jaar geleden voorkwamen, hadden duidelijk Noord-Amerikaanse voorvaderen. Pas later was er een wisselwerking met de Zuid-Amerikaanse zoogdieren.
De huidige flora van Midden-Amerika heeft veel verwantschap met die van Zuid-Amerika; de zogenaamde Neotropische flora. Tijdens de koele periodes in het Pleistoceen (10.000-2 miljoen jaar geleden) konden verschillende Noord-Amerikaanse planten hun verspreiding tot Midden- en Zuid-Amerika uitbreiden. Deze soorten, waaronder sleutelbloemen, wilgen en kruisbessen, zijn nu in de hogere bergstreken te vinden. Pas in het laatpleistoceen ontwikkelden zich de regenwouden van Midden-Amerika. De verspreiding van Noord-Amerikaanse planten naar Zuid-Amerika werd hierdoor vrijwel onmogelijk. Pas vanaf deze tijd ontwikkelden zich de typische vegetaties van Midden-Amerika.

Klimaat

Algemeen

Costa Rica is een land met een tropisch klimaat. Het belangrijkste kenmerk van een tropisch klimaat is dat de gemiddelde dagelijkse temperatuur vrijwel het hele jaar door constant blijft. Een verschil van meer dan 5 graden komt zelden voor. De verschillen tussen de dag- en nachttemperatuur zijn groter dan die tussen twee verschillende dagen.
In het algemeen is de Pacifische kant van het land gemiddeld iets warmer (32 graden) dan de Atlantische kant (29 graden), waar door de sterkere bewolking de temperaturen iets getemperd worden.
Hoewel Costa Rica een relatief klein land is, zijn de klimatologische verschillen toch erg groot. Het sterke relief in het land, heeft een directe invloed op het lokale klimaat. De bergen zorgen, als een natuurlijke barriaԬre, voor grote verschillen tussen Oost en west.
In grote delen van Midden-Amerika valt de grootste hoeveelheid neerslag in korte tijd. Vaak valt meer dan 70% van de jaarlijkse neerslag in 15 dagen. Dat het op zulke dagen hoost, spreekt vanzelf. Deze wijze van neerslagverdeling over het jaar is het gevolg van atmosferische storingen. Deze worden veroorzaakt door onder andere de passaatwinden en de zogeheten intertropische convergentiezone. Dit is een gebied dat op gemiddeld 50 ‘° noorderbreedte ligt en zich kan uitstrekken tot 250 ‘° noorderbreedte. In deze zone ontmoeten noordoostelijke en zuidoostelijke winden elkaar. Deze zone s erg beweeglijk en kenmerkt zich door het voorkomen van westenwinden.
De noordoostpassaat ontstaat u Luchtcirculatie tussen de subtropische hoge luchtdruk gebieden en de equatoriale lage luchtdruk gebieden. Het gevolg is een luchtstroom u noordoostelijke richting. Het hele proces van weersvorming in de tropen is erg dynamisch en stelt de meteorologen nog steeds voor problemen.
Het klimaat aan de Atlantische kant van Costa Rica. Het Atlantische deel van het Costa Rica kent een altijd-vochtig tropisch klimaat. Het kan er veel regenen. Het noordoosten, waar Tortuguero ligt krijgt jaarlijks 6000- 7000 mm regen, terwijl in het zuidoostelijke deel ongeveer 4000- 5000 mm regen va (vgl. Nederland met jaarlijks ca. 700 mm neerslag). Er zijn geen duidelijke droge maanden. Wel is er een verloop in de neerslag door het jaar heen te zien. In de maanden februari, maart en april is het relatief droger, evenals in de periode september en oktober.
D komt het meest duidelijk naar voren aan de Caribische kust in het zuidoosten, zoals de neerslagcijfers demonstreren. De noordoostpassaat speed bij het neerslagpatroon in dit deel van Costa Rica een zeer belangrijke rol. Dagen waarop het de gehele dag regent, worden vaak ‘temporales` genoemd. Deze zijn het gevolg van koude winden van polaire herkomst, de ‘nortes`. Terwijl het in het oosten regent, brengt deze lucht vaak mooi en helder weer in het Pacifische deel van Midden-Amerika.
Dit gebeurt vooral in januari en februari. Deze wind wordt bij aankomst aan de Pacifische kant de ‘papagayo` genoemd.
Het klimaat aan de Pacifische kant van Costa Rica. Het Pacifische deel van het land heeft een wisselend vochtig klimaat.
Hier is sprake van een duidelijke natte en droge tijd. De droge tijd is van december tot mei. Het is dan zomer of ‘verano`. In deze periode komt de meeste lucht u het noorden. Deze bevat door de stijging over de bergen vrijwel geen water meer als hij in het westen aankomt.
Het is opmerkelijk dat, hoewel de Pacifische kust slechts 450 km lang is, het noordwesten een uitgesproken droge tijd kent, terwijl deze in het zuidwesten volledig ontbreekt. In het zuidwestelijke Pacische gebied valt in de natte tijd (april-december) 30004000 mm regen. Het noordwestelijke kustgebied is droger met 1000- 3000 mm. De provincie Guanacaste in het noordwesten is erg droog en heet. De gemiddelde dagtemperatuur bedraagt 28r30 ‘°C.
Het contrast wordt veroorzaakt door het jaarverloop van de westelijke stromingen in de Pacische Oceaan. In de regentijd domineren winden u het westen en zuidwesten. Deze periode van de temporales` noemt men winter of ‘invierno`. Vooral in de westelijke bergen kan het dan veel en hevig regenen. Door de sterke invloed van de noordoost passaat is het in de periode juli-augustus soms wat droger. Men spreekt dan van de ‘veranillo`.

Het klimaat op de Meseta.

Men zegt dat het op de Meseta altijd lente is. Er valt minder regen dan in de kuststreken; jaarlijks ongeveer 1600- 2000 mm. Dit komt doordat de meeste regen valt in de bergen die de Meseta omringen. De gemiddelde temperatuur bedraagt 18- 22 ‘°C.
Hoogtezonering en klimaat.

Met toenemende hoogte neemt de gemiddelde temperatuur af. Elke 100 m stijging betekent een daling in de temperatuur van gemiddeld 0.8 ‘°C. In een land met bergen die tot bijna 4000 m hoogte reiken, betekent dat er een groot verschil in klimaat tussen laagland en hooggebergte is. De bevolking maakt hier goed gebruik van. Van oudsher wonen de meeste mensen in de bergen waar de temperaturen aangenaam zijn en de levensomstandigheden erg aantrekkelijk.

Algemeen wordt in Midden- en Zuid-Amerika onderscheid gemaakt tussen tierra caliente, tierra templada en tierra fria, zijnde het hete, het gematigde en het koude land. Tierra caliente ligt tussen 0 en 800 m en omvat de kustgebieden, het laagland en de lagere heuvels. Overdag is het er heet (30- 33 ‘°C) en ‘s nachts koel (20- 24 ‘°C).
Tierra templada ligt tussen 800 en 1800 m en omvat het laaggebergte. De temperaturen liggen overdag rond de 24- 27 ‘°C (oplopend tot 33 ‘°C).‘5 Nachts is het fris en kan het soms Vrij koud worden. Tierra fria ligt tussen 1800 en 2700 m, lokaal tot 3200 m Het wordt gekenmerkt door aangename dagtemperaturen rond 24 ‘°C en koude nachten (10- 12 ‘°C). Nachtvorst kan hier voorkomen. Boven 3200 m begint de koudste zone: Tierra helada ofwel ‘bevroren land`. Hier vriest het bijna elke nacht, terwijl de temperatuur overdag toch vaak oploopt tot boven de 15 ‘°C.

Orkanen.

In oktober 1988 stond het weer volop in het nieuws. De orkaan Joan raast door het Caribische gebied en zorgt voor veel schade en paniek onder de bevolking. Orkanen zijn typisch tropische verschijnselen die vaak in de periode tussen juli en oktober ontstaan. Ze komen maar weinig voor. De afgelopen 90 jaar is er ongeveer 8 tropische cyclonen geweest in het Atlantische gebied rond de evenaar. Dit is veel meer dan wat in het Caribische gebied voorkomt.
In de laatste 15 jaar heeft maar 1 van de 5 orkanen die er waren de Caribische kust daadwerkelijk bereikt. Daar kan de orkaan van dit jaar nu bij geteld worden. In 1969 raasde de orkaan Marta over Costa Rica en Panama heen. Dit is de eerste orkaan die in een periode van 100 jaar Costa Rica bereikt heeft. In 1988 kwam de tweede, die schade aanrichtte in het zuidwestelijke Pacische gebied.

De ecosystemen van Costa Rica.

Inleiding.

Costa Rica is een land dat ondanks haar geringe oppervlakte een grote verscheidenheid aan landschappen vertoont. Samen met de grote variatie in klimaat tussen deze gebieden, heeft dat geleid tot de aanwezigheid van vele ecosystemen. Elk ecosysteem heeft haar eigen typische planten- en dierenwereld. De flora en fauna van Costa Rica is daardoor erg rijk. Er komen naar schatting ongeveer 12.000 soorten hogere planten voor. Hieronder zijn er meer dan 1260 soorten bomen; een zeer groot deel van alle bestaande Midden-Amerikaanse bromelia`s; meer dan 1100 soorten orchideeen en ruim 800 soorten varens. Het land kent ongeveer 848 vogelsoorten, meer dan 220 soorten vlinders, ruim 200 soorten zoogdieren en meer dan 378 reptielen en amfibieen.

De belangrijkste ecosystemen van Costa Rica zullen in het kort worden besproken.

 

De vegetatie-indeling in Costa Rica.
De indeling van de verschillende vegetaties of plantengemeenschappen van een land is geen gemakkelijke zaak. In het onderstaande overzicht is gebruik gemaakt van twee gepubliceerde vegetatiekaarten, waarvan een vereenvoudigde versie is gemaakt. De eerste vegetatiekaart werd vervaardigd in 1969 en was gebaseerd op het systeem van Holdridge. D was een Amerikaanse bosbouwkundige, die jarenlang in Costa Rica woonde en er veel onderzoek verrichtte. Zijn indeling van de natuur in dertig zogenaamde levenszones wordt wereldwijd gebruikt. De tweede publicatie is recenter. In 1986 verscheen het boek ‘Vegetacia‘³n de Costa Rica`, door L.D. Gomez. Hij maakt gebruik van een andere indeling, die eveneens internationaal gebruikt wordt.
De naamgeving van tropische vegetaties is nog helemaal gestandaardiseerd. Als u er ze iets over leest, zult u bijvoorbeeld merken dat niet elke auteur met tropisch regenwoud hetzelfde bedoeld. Bij de weergegeven vegetatiekaart dient U zich te realiseren dat het een kaart is van de potentiele vegetatie. Het is dus een weergave van de vegetatietypen, die men zou aantreffen als er geen menselijke ingrepen waren gepleegd. De realiteit is natuurlijk anders en ruwweg zijn alleen in de nationale parken de betreffende ecosystemen nog geheel intact. Dat neemt echter niet weg dat in het aantrekkelijke, agrarische landschap van Costa Rica nog vele elementen van de oorspronkelijke vegetatie te vinden zijn.
Hierna volgend zullen de belangrijkste vegetatietypen besproken worden. We ‘reizen` van de laaggelegen kustvegetaties naar de boven de boomgrens gelegen paramo.

Mangrove.
Mangroves zijn dichte tropische of subtropische kustvegetaties, die voornamelijk uit bomen bestaan. Deze staan in brak tot zout water. Het is niet zo dat de bomen en struiken het zout nodig hebben, maar ze kunnen er in tegenstelling tot andere soorten beter tegen.
Aan beide kusten van Costa Rica komen dezelfde typen mangrove voor. De dominerende boomsoorten zijn: de rode, witte, zwarte en knoophout mangrove. Alleen aan de Pacifische kust vinden we nog een vijfde mangrovesoort: de thee mangrove (De namen zijn uit het Engels vertaald).
Het meest kenmerkende aan de mangrovebomen is hun opvallende wortelstelsel. De rode mangrove (Rhizophora) heeft luchtwortels die aan de stam ontspringen en zich vervolgens vertakken om zich goed in de bodem te verankeren. Daarnaast heeft deze soort wortels die aan de takken hangen en van wel tien meter naar beneden komen om zich eveneens te verankeren in de grond. De zwarte mangrove (Avicennia) doet het weer anders.
Deze heeft een stelsel van onderaardse wortels die op meters afstand van de stam verticaal opstijgen en zo een veld van kleine, uit de grond stekende takjes vormt. Men noemt ze pneumatoforen, luchtwapens`. De thee mangrove heeft steunwortels en de witte mangrove maakt ook pneumatoforen. Al deze speciale wortelstelsels dienen dus enerzijds als verankering, anderzijds als hulpmiddel bij de gaswisseling van de plant.
Mangroves herbergen een grote hoeveelheid dieren. Op de wortels groeien o.a. zee-egels, sponzen en oesters. In het water bewegen zich allerlei vissen, krabben, kreeften, garnalen en inktvissen. Vele dieren gebruiken het ondiepe, voedselrijke water van de mangrove als broedkamer.
Een opvallende krab is de mangroveboom krab. Zij leeft in de bomen en eet de bladeren ervan. Deze krab is in tegenstelling tot soortgenoten een echt landdier geworden. Het grote voedselaanbod trekt vele steltlopers aan, zoals roze lepelaars en ibissen, en natuurlijk de echte viseters, zoals pelikanen en ijsvogels. Men kan hier, net als in ons waddengebied, grote aantallen vogels aantreffen. Het aantal verschillende soorten is echter beperkt.

Moerasvegetatie.
Rond de delta van de rivier de Tempisque, aan de golf van Nicoya, komt een groot moerasgebied voor. Het is tot natuurgebied verklaard en draagt de naam Palo Verde. Men treft er een aantal plantensoorten aan, die we ook uit ons eigen land kennen. En voorbeeld is de lisdodde. Verder zijn er zegge vegetaties en een typisch tropische waterhyacint.

up

Seizoensbossen.
De seizoensbossen treft men aan in de gebieden met een uitgesproken droge periode. Ze komen vooral voor in de provincie Guanacaste. Hier vandaan zijn er uitlopers naar de Meseta Central. Verder is er ook in het Pacifische zuiden nog een dergelijk gebied, de vallei El General. De planten hebben zich aan de droogte aangepast. De belangrijkste aanpassing is het voor kortere of langere tijd laten vallen van de bladeren. De droge tijd laat zich het meest gelden in het noorden van de provincie Guanacaste. Ruwweg regent het hier een half jaar matig en valt er de rest van het jaar haast geen druppel. Bovendien staat in dat deel van het jaar (december-april) de zon erg hoog en kan het er zeer heet zijn.
In Guanacaste vindt men dan ook de meest typische droge tropische bossen. In de droge tijd laat hier 50-100% van de bomen hun blad vallen. De bomen staan verspreid en geven het bos een open karakter. D soortenrijke bostype wordt niet erg hoog. De hoogste bomen reiken tot 20- 30 m Hun korte stammen dragen kenmerkende brede, afgeplatte kronen. De bomen zijn als het ware grote paraplu`s. Door de grote hoeveelheid schaduw die ontstaat, wordt de verdamping in het bos sterk verminderd. Kenmerkende soorten zijn bv. de regenboom (Pithocellobium saman) en de endemische Guanacaste boom (Enterolobium cyclocarpum), ook wel oorboom genoemd.
Een andere typische boomsoort, die overigens niet deze parapluvorm heeft, is de ‘Naakte Indiaan` (Bursera simaruba). In de droge tijd valt deze boom op door de afbladderende roodachtige schors, die hem deze naam bezorgd heeft. De boomstam is daarna groen en het aanwezige chlorofyl zorgt voor voldoende gaswisseling.
Kenmerkend zijn ook de doornige struiken in de ondergroei. Een opvallende soort is hier de bulthoorn acacia (Acacia collinsii), die zich door een symbiose met mieren van een eigen groeiplek weet te verzekeren. Van de struiken en kleine boomsoorten is maar een klein deel bladverlie1zend, ongeveer 25-50%. Houtige klimplanten zijn algemeen, epifyten echter niet. Daar is het te droog voor. Er zijn epifytische orchideeen en cactus achtigen.
In het droge seizoen, wanneer de bomen hun bladeren laten vallen, vindt de bloei en vruchtvorming plaats. Dan zijn er ook veel bestuivers actief, zoals insecten, vlinders, vleermuizen en kolibries. Omdat de stroompjes en poelen grotendeels opdrogen concentreert het dierenleven zich rond het overblijvende water. De kans op het zien van halsband pecaries en neusbeertjes is dan het grootst. Een opvallend en groot reptiel is de ongevaarlijke zwarte leguaan (Ctenosaurus similis). Het open bos en de afwisseling met savanne maken het gemakkelijk om vogels te zien.
Meer naar het zuiden toe en met toenemende hoogte wordt het vochtiger en is het effect van de droge periode gematigder.
Het bos wordt dan groener en hoger, maar blijft nog wel een seizoensbos. Het krijgt echter een heel ander karakter dan de beschreven typische vorm. Het ziet er bij een eerste indruk veel meer uit als regenwoud.

 

up

Bomen in de tropen.
Bomen vormen een belangrijke levensvorm in tropische gebieden. Op de afbeelding zijn een aantal verschillende boomvormen weergegeven (Behalve de 42 gegeven voorbeelden zijn er nog tientallen andere boomvormen). Opvallend is dat de variatie enorm groot is, veel groter dan in de gematigde streken. Men dacht eerst dat het hier om ecologische aanpassingen ging. Dit is waarschijnlijk toch niet het gevat De vormenrijkdom in de bomenwereld wordt veeleer als een polymorphie gezien. Hiermee wordt bedoeld dat het milieu het mogelijk maakt dat er veel verschillende vormen ontstaan kunnen.

Regenwoud
Met regenwoud wordt hier bedoeld: laagland regenwoud. Dit is het bos type dat voorkomt tot ongeveer 500 m hoogte. Het wordt gevonden in twee grote gebieden: de vlakte aan de Atlantische kant en het Pacifische zuiden.
De bomen in deze bossen zijn altijdgroen. In het regenwoud zijn meestal enkele hoogteniveaus te onderscheiden. De toplaag wordt bepaald door bomen welke tot 50 m hoog kunnen worden. De boomstammen zijn naar verhouding slank. Bij de echte reuzen kunnen ze echter tot twee meter dik worden. Sommige hoge bomen hebben weer dikke plankwortels aan de voet van de stam. Dit zijn in wezen steunberen, die omwaaien moeten voorkomen. De eerste takken van de kroon zitten vaak pas op een hoogte van 30 m. Tot de woudreuzen behoren o.a. Ficussoorten, de kapokboom (Ceiba pentandra) en bloedhout (Pterocarpus officinalis). Het volgende niveau bestaat uit een groep minder hoge bomen tot ca. 30 m Sommige bomen, vooral de wat kleinere, laten het verschijnsel zien van stambloei (cauliflorie). De bloem en later de vrucht staan dan op het kale hout van stam en zijtakken. Het is een merkwaardig gezicht. Dit verschijnsel heeft te maken met de bestuiving door vleermuizen.
Onder de klimplanten herkennen we de Monsteras en Philodendrons. De onderste vegetatielaag wordt gevormd door een schaars ontwikkelde ondergroei. De hoeveelheid invallend licht is hier gering. Men vindt er vooral dwergpalmen en kruiden met grote bladeren. Anders gesteld is het hoog in de kronen. Hier bevindt zich een aparte bloemenwereld van epifyten, waaronder vooral orchideeen en bromelia`s. Veel zullen we hier echter niet van zien, want deze wereld is vanaf de grond voor ons onzichtbaar. In de watertanks van de bromelia`s leven kleine kikkertjes die vrijwel nooit beneden komen. Wel vinden we een andere amfibie op de bosbodem: de aardbeikikker, een rood pijlgifkikkertje. Er leven vele andere dieren in het regenwoud, maar door de dichte vegetatie zijn ze moeilijk waar te nemen. Eigenlijk behoren alleen apen tot de gemakkelijk waar te nemen soorten. De belangrijkste nationale parken die het regenwoud beschermen zijn: Tortuguero, Cahuita, Braulio Carillo en Corcovado.

Premontane bossen.
Dit bostype dat voorkomt van 500- 1500 m, behoort floristisch tot het rijkste van het land. Van alle plantensoorten wordt 80% hier gevonden. Hieronder vinden we 700 endemische orchideeen. Deze komen alleen in Costa Rica in deze zone voor. De 30- 40 m hoge bomen hebben vaak brede kronen en korte plankwortels, terwijl de lagere bomen (van Ga. 15 m) steltwortels kunnen hebben. Hieronder staat een dichte struiklaag. Voor kruiden op de grond is weinig licht overgelaten, maar er zijn wel veel kruidachtige klimplanten en varens. Een dichte moslaag op de bomen is opvallend. Met toenemende hoogte verschijnen er bij de boomsoorten geslachten uit de gematigde zone: tropische eiken, elzen en iepen. De rijkdom van deze bossen wordt door de Costaricaanse bioloog Gomez aldus verwoord: “Deze vegetatie vraagt om een studie op zich. Het is de rijkste vegetatie van het land en daarom onmogelijk te karakteriseren. Het zou neerkomen op het beschrijvingen van de hele flora van Costa Rica.”

In verschillende nationale parken wordt deze zonale vegetatie aangetroffen, o.a. in Braulio Carillo en Tapanti.

 

Submontane bossen.
Boven een hoogte van 1500 m worden de bossen opener en meestal zijn ze niet zo hoog. De stammen zijn betrekkelijk kort en dragen talrijke, lange en zware zijtakken. Vaak heeft elke zijtak zijn eigen kroon. De tropische eiken vormen hier een belangrijk onderdeel van de vegetatie. De lagere bomen worden tot 10 m hoog. De struiklaag is dicht. Daar de boomlaag hier meer open is en meer licht door laat, is er een rijkere kruidlaag met veel varens. In de ondergroei vallen begonia`s op, evenals de leden van de familie van de peperachtigen (Piperaceae). Op de bodem ligt een dikke laag rottende bladeren. In de bomen groeien veel orchideeen, bromelia`s en epifytische varens. Ook boomvarens zijn algemeen. Vanaf een hoogte van ongeveer 2000 m domineren onder andere de eiken. Ze krijgen daarbij gezelschap van de Pagodeboom (Escallonia poasana). De stammen en takken zijn bedekt met een deken van mossen en plantensoorten die elders epifytisch leven. Ook verschijnt nu een bamboesoort Swallenochloa en zijn er leden van de besdragende Lauraceae, de voedselplanten van de prachtige, maar schuwe vogel de quetzal. De submontane bossen worden in Costa Rica nevelbossen genoemd. We vinden ze over grote oppervlakten in de nationale parken Chirripo en La Amistad, op de hellingen van de vulkanen en in het betrekkelijk kleine, particuliere reservaat Monteverde.

up

 

Montane bossen.
Dit tot in de hoogste regionen voorkomende bostype van Costa Rica treft men aan samen met het submontane regenwoud in uitgestrekte gebieden in de Cordillera de Talamanca. De nationale parken Chirripo en La Amistad beschermen een groot deel van deze bossen.
Het montane regenwoud bestaat u altijdgroene bomen van 25- 30 m met korte, stevige stammen en een ruwe schors. De boomkronen zijn vrij klein en rond van vorm en de blaadjes staan vaak in groepjes aan de uiteinden van de takken bijeen. De weinig talrijke kleinere bomen hebben ook gedrongen kronen en veel takken. Boomvarens zijn algemeen in dat bostype en in de struiklaag komen veel tot 5 m hoge dwerg bamboes voor. Nog meer dan in het voorgaande bostype zijn hier de bomen bedekt met mossen waartussen varentjes, orchideeen en andere kruiden groeien. Bromelia`s komen hier niet zoveel meer voor. Hoog in de bomen groeien houtige dikbladige epifyten.
Met toenemende hoogte en bij een toenemende blootstelling aan de wind worden de bossen nog lager. Men spreekt nu van dwergnevelbos. Dit vormt dan een struweelachtige begroeiing met een hoogte van minder dan 10 m, welke een dichte deken van aaneengesloten, lage kronen op de berghellingen vormt. Aangezien de wind hier Vrij spel heeft, dreigt de Vegetatie uit te drogen en met kleine, stevige blaadjes beschermt zij zich hiertegen. Er zijn weinig nieuwe soorten. Men vindt er een aantal soorten afkomstig uit de lager gelegen bossen en andere uit de hoger voorkomende paramo. Enkele plantensoorten zijn endemisch (= niet elders voorkomend), en dus uniek voor de regio.

 

Paramo.
De Paramo is de hoogst voorkomende vegetatiezone. Na het passeren van de boomgrens gevormd door de montane dwergbossen, komt men in de paramos. Dit zijn natuurlijke graslanden, enigszins te vergelijken met alpenweiden. Afhankelijk van het lokale klimaat en de aanwezige bodem kunnen er divers typen Paramos gevormd worden. Dominantie door de kleine bamboesoort Chusquea komt veel voor. Andere paramo typen worden door grote grassen gedomineerd. Hierin zijn de grote pollen van Cortaderia en van Calamagrostis soorten de belangrijkste elementen. In een derde paramotype komen erg veel schermbloemigen, roosachtigen, sterbladigen en cypergrassen voor. Azorella, Hydrocotyle en Centella zijn de belangrijkste schermbloemigen. Alchemilla en Acaena zijn roosachtigen, Arcytophyllum en Nertera zijn sterbladigen. In de overgangszone tussen bos en Paramo en op beschutte plekken, kunnen kleine dwergbosjes voorkomen. Hier zijn het vooral de heide-achtigen, composieten en berberisachtigen die belangrijk zijn. Paramos werken als het ware als een grote spons, die de regen opzuigt en vertraagd afgeeft naar lager gelegen gebieden. De vele mossoorten die hier en daar dikke pakketten vormen, spelen hierbij een sleutelrol.

Fauna
Beschermde gebieden in Costa Rica.

De naar verhouding stabiele politieke situatie in Costa Rica, de relatief hoge welvaart en een besef van ‘milieubewustzijn` heeft ertoe geleid dat de natuurbescherming goed van de grond is gekomen. De Costa Ricaanse regering heeft in de afgelopen 20 jaar ruim 570.000 hectare land de status van nationaal park of biologisch reservaat gegeven. Dat is ongeveer 11% van de totale landoppervlakte. Momenteel zijn er ruim 34 nationale parken en andere reservaten (zie kaartje). Alle nationale parken zijn te bezoeken, maar faciliteiten voor toeristen zijn lang niet altijd aanwezig. Dat komt de bescherming van deze gebieden trouwens alleen maarten goede. Hoe minder druk op een gebied, hoe beter. De biologische reservaten zijn soms alleen maar voor (de vele) onderzoekers toegankelijk. Sinds enkele jaren neemt het bezoek aan de nationale parken sterk toe. De faciliteiten worden dan ook steeds uitgebreider. Het is echter wel een taak van de regering om op te passen voor een te grote toeristische druk op deze gebieden. Dat zou de flora en fauna, als ook de ‘natuurlijkheid` ervan ten goede komen. Costa Rica lijkt begrepen te hebben dat in plaats van het kappen van bossen, het bekijken ervan ook een geld in het laatje brengt. Daar gaat het de meeste mensen toch uiteindelijk om.

Het lijkt er sterk op dat ecotoerisme de enige mogelijkheid is om de beschermde gebieden beschermd te laten blijven en niet ten prooi te laten vallen aan gebruikers, die er alleen maar voor korte tijd voordeel van hebben.
Bewaking van de parken is, zoals in de meeste tropische landen, helaas een moeilijke zaak. Weinig personeel, te weinig bevoegdheden en een constant aanwezige bedreiging van de gebieden door stropers en kolonisten, maken het werk erg lastig.
Om het beheer goed te laten verlopen is veel geld nodig. Een deel van dit geld kan via het toerisme binnenkomen.
De nationale parken en wildreservaten van Costa Rica worden beheerd door MINAE, het Ministerie van milieu en energie. In 1998 zijn 11 Conservation Areas opgericht door dit departement met als doel om deze te beheren en te beschermen. Deze conservation areas worden aangeduid als zgn. Sistema Nacional de Areas de Conservacion, of SINAC.

Meer informatie over een aantal parken:

Santa Rosa Nationaal Park, een voorbeeld uit de droge regio`s.

Hoewel minder rijk dan de oerwouden aan de Caribische kust van Costa Rica, is het Santa Rosa National Park, met ruim 10.000 ha zo groot als Texel, toch een bijzonder mooi gebied. Er zijn 750 soorten planten, 200- 250 soorten vogels en meer dan 3000 soorten vlinders geteld. Hieronder bevinden zich zeer veel soorten, die nergens anders voorkomen. Ook grote dieren als de jaguar, de ocelot en de tapir leven hier. Een groot deel van de eerder genoemde zoogdieren komt in Santa Rosa voor.
Het gebied is opgebouwd uit een plateau dat afloopt naar de kust toe. Hier worden de valleien van de rivieren die van het plateau afkomen breder en is het land vrij vlak met meanderende kreken.

Vegetatie.

De vegetatie op het plateau bestaat uit grassavannes, gedomineerd door het gras ‘jaragua`, dat uit Afrika afkomstig is. Dit gras kan tot 5 m hoog worden. De savannes zijn ontstaan door vroegere ontbossing, begrazing en branden. Hier en daar staan groepjes bomen, voornamelijk eiken, bij elkaar. Andere aanwezige bomen en struiken zijn de wilde kers, kalebassen, mahonie en de beruchte hoornacacia of cornizuelo`, wiens doornen gevuld zijn met agressieve mieren.
In de toekomst zal dit gebied weer door bos bedekt worden. Het grootste deel van Santa Rosa bestaat uit droog tropisch bos, waar de meeste bomen in de droge tijd hun bladeren verliezen. DII bostype komt verspreid op het plateau, op de hellingen en in de lagere delen van het park voor. Het is zeer soortenrijk. De ‘oorboom` of guanacaste (Enterolobium cyclocarium) die hier voorkomt, is de nationale boom van Costa Rica. Meer naar de kust toe zijn er doornenbossen met veel cactussen, piuelas (ananas) en struiken. Hier zijn ook veel plekken met secundair bos, ontstaan ten gevolge van vroegere kolonisatie vanuit de kust landinwaarts. Deze plekken zijn zich nu langzamerhand aan het herstellen. Op plaatsen langs de kust waar een slechte afwatering is, staat moerasbos.
In de heuvels direct aan de kust, groeien op de rotsige bodem veel dwergbomen (o.a. Euphorbia en Mimosa), agaves en cactussen. Dit zijn de droogste plaatsen in Santa Rosa. Vlakbij de kust zijn enkele gebieden met mangrove, waarin veel blauwe spookkrabben leven.
Op de stranden groeit onder andere een winde soort (Ipomoa pescaprae) en een Hibiscus. Vaak vindt men op het strand dode zeeslangen. In de herfst komen op de stranden zeer veel zeeschildpadden aan land om eieren te leggen. Op sommige nachten kunnen er dat meer dan 100.000 zijn.

Voorzieningen.

Centrum van het Santa Rosa park is een historische hacienda (boerderij) waarbij een bezoekerscentrum en museum ligt. Hier zijn exposities. Rondom dit centrum ligt de behuizing van de parkwachters, een biologisch station en een eetzaal. Hier vlakbij is een picknick- en recreatie- plaats, waar veel parkieten en papegaaien het achtergrond lawaai verzorgen.
Door het park voeren talrijke paadjes die het maken van dagtochten vergemakkelijken. De zo bereikbare waterplaatsen zijn uitstekende plaatsen om dieren te kunnen waarnemen in de vroege ochtend en aan het eind van de dag.

Uitbreiding van het park.

Het Santa Rosa heeft tegenwoordig een nieuwe naam: het Guanacaste Nationale Park Project, GNPP. De Amerikaanse bioloog Daniel Janzen, die meer dan 15 jaar onderzoek heeft gedaan in Santa Rosa, ontwikkelde een plan om het hele gebied ten noordwesten en noordoosten van Santa Rosa aan te kopen en te ‘restaureren`. Het gebied zou dan 75.000 ha groot worden. Tot de nieuwe stukken land behoren zowel ontboste gebieden in het Santa Elena deel, als ongekend mooie stukken bos en strand in de noordelijk gelegen Murcielago sectie. Het hele project dient om de weinige gebieden met droog tropisch bos te redden. Daarnaast zal een belangrijk montaan bos op de hellingen van de vulkanen Cacao en Orosi veilig gesteld worden. Ook de grotere dieren uit het Santa Rosa park hebben een groter beschermd gebied nodig om te kunnen overleven. Het GNPP zal een voorbeeldpark moeten worden waarin educatie op het gebied van natuurbehoud een belangrijke plaats gaat innemen.
De Fundacia‘³n Neotropica, een Costa Ricaanse natuurbeschermingsorganisatie, probeert het nieuwe land aan te kopen om het vervolgens over te dragen aan de Nationale Park Service. Medio 1987 was 58% van het totale gebied al aangekocht en de andere helft was inmiddels tot ‘protectie zone` verklaard. De fondswerving om uiteindelijk het hele GNPP gebied in bezit te krijgen gaat nog steeds door. De Zweedse regering, die al lange tijd onderzoekers in Costa Rica heeft, heeft dit jaar bijna 1,5 miljoen dollar ter beschikking gesteld voor het GNPP. Ook hier is de Wereldbank betrokken bij financiering, samen met ruim 70 andere organisaties uit Canada, Zweden, de Verenigde Staten, Engeland, Nederland, Venezuela en Costa Rica zelf. Ook het Wereld Natuurfonds draagt haar steentje aan dit grootse project bij. Via het principe van nationale schuld afbetaling door investering in het GNPP, heeft Costa Rica nu al meer dan 1,5 miljoen dollar bijgedragen. Zonder de enorme inspanningen die Daniel Janzen heeft gedaan om het GNPP project ‘erdoor` te drukken en de grote fondsen die hij persoonlijk heeft verzameld, zou het succes van dit park nooit zo groot geworden zijn.

Tortuguero Nationaal Park, een voorbeeld uit de natte regio.

In 1979 werd het Tortuguero Nationale Park opgericht. Dit bijna 19.000 ha grote kust gebied in noordoost Costa Rica is een van de natste regionen van het land. Jaarlijks valt er ruim 5000 mm regen. Het gebied is vrijwel volledig vlak, met alleen een 300 m hoge heuvel landinwaarts.
De naam Tortuguero betekent schildpad gebied. Dit park is in eerste instantie ook het meest bekend om zijn schildpadden. Elke herfst komen hier duizenden zeeschildpadden eieren leggen op het strand. Bescherming van deze dieren was de aanleiding om dit gebied tot nationaal park te verklaren. Voordien werden niet alleen enorme aantallen eieren weggehaald om te verkopen, ook de dieren zelf moesten het vaak ontgelden. Zowel het vlees als ook de schilden waren geld waard. Tortuguero biedt de schildpadden nu een van de zeer weinige beschermde stranden om eieren te leggen.
Op de stranden van Tortuguero komen vier soorten zeeschildpadden aan land. De grootste is de lederschildpad die tot 2 m lang kan worden. Deze schildpad kan gemakkelijk een half uur onder water blijven en tot 1000 m diep duiken. Alleen van de potvis is een dergelijk diepterecord bekend. De soepschildpad is het meest bedreigde reptiel ter wereld. Vrijwel alles aan dit dier is commercieel aantrekkelijk, waardoor dit dier veel bejaagd wordt. Het dier wordt tot 1 m lang en weegt 75- 200 kg. De havikssnavel schildpad en de karetschildpad zijn de twee andere soorten die hier voorkomen. De laatste heeft een enorme kop en is nogal zeldzaam.

Vegetatie.

Behalve de zeeschildpadden heeft Tortuguero veel meer te bieden. De plantengroei is zeer fraai en rijk. Door het moerassige karakter van het grootste deel van het gebied, is er nooit veel bos vernietigd. Waarschijnlijk is 80% van alle bos in Tortuguero nog maagdelijk. Een opvallende verschijning in het park zijn de natuurlijke kanalen en lagunes die parallel aan de kustlijn lopen, op geringe afstand van het strand. Deze bieden een zeer goede mogelijkheid om het gebied te leren kennen. In het algemeen onderscheidt men 4 vegetatievormen in Tortuguero:

Strandbegroeiing.

Direct langs de kust groeien veel zoutplanten, cypergrassen en gewone grassen. Opvallend zijn de purperen strandboon (Mucuna sloanii) en de zeedruif (Coccoloba uvifera). Hier en daar vormt de strandwinde (Ipomoa pescaprae) grote matten met roze of paarse bloemen. Daar waar het strand hoger komt, groeien struiken en bomen. Talrijke kokospalmen samen met andere boomsoorten sieren de kust.

Hoog cativo bos.

De overheersende boomsoort is de tot 35 m hoog groeiende cativo (Prioria copaifera, familie Leguminosae) Het terrein is moerassig, waarbij het water continu ververst wordt door stroming.

Moerasbos.

Dit is rijk aan kruiden en palmbosjes, waarin de yolillo (Raphia taedigera) domineert. Op vlakke en licht bollende stukjes in de delta-achtige zone en op kleine eilandjes in de rivieren groeien allerlei grassen (Paspalum, Gynerium en Cyperaceae). De palmbosjes zijn zeer opvallend als men over het water komt met een boot. Zij komen zowel langs de rivieren als uitgebreid in het binnenland voor. Veelal zijn deze terreintjes overstroomd en staat er een halve tot een meter water. Op het water langs de oevers is de waterhyacint (Eichhornia crassipes) en een soort waternavel (Hydrocotyle mexicanum) algemeen.

Hoog vochtig/nat bos.

Het verst landinwaarts, voorbij de moerassen gelegen, staat hoog bos met 30 m hoge bomen. Hier is het dan wel niet meer moerassig, het is er wel nog steeds zeer vochtig. Het bos is zeer soortenrijk met ruim 100 boomsoorten, voornamelijk Lauraceae (Laurierfamilie), Leguminosae (vlinderbloemigen), Annonaceae (zuurzakfamilie), Moraceae (moerbeifamilie), Sapotaceae (o.a. chicle: een kauwgum leverende boom), Rubiaceae (sterbladigen) en veel palmsoorten (Bactris, Chamaedora).

Fauna.

Er zijn nog niet zoveel studies verricht naar de fauna in Tortuguero. Maar wat er tot op heden bekend is, is indrukwekkend genoeg.
Behalve de al genoemde zeeschildpadden komen er nog meer reptielen voor. In de kanalen en meertjes vindt men zoetwaterschildpadden, krokodillen en zeekoeien. De laatsten zijn tegenwoordig zeer bedreigd. Zij eten vooral waternavel en grassen die langs de rivieroevers groeien. Opvallend is de in zee voorkomende longvis (Atractosteus tropicus). Deze vis die bijna volledig op longademhaling leeft, is een levend fossiel uit de prehistorie. Hij wordt tot 1.25 m lang, hoewel er exemplaren van 2 m lengte gevonden zijn.
Een greep uit de vele grotere zoogdieren: jaguar, tapir, de grote miereneter, ocelot, brulaap, slingeraap, kapucijnaap, luiaard, peccari en coatimundi. Aan vogels is er ook geen gebrek. Er zijn minstens 350 soorten. Tortuguero is vooral rijk aan watervogels. In de herfst en lente komen hier nog talrijke trekvogels uit Noord-Amerika bij. In de wintermaanden arriveren grote groepen groene ara`s om noten van een hier voorkomende boom te eten. Ook aan veel andere vogelsoorten zoals de pauji, een kalkoenachtige en de geelstaart wielewaal, biedt het park onderdak.
Aan reptielen en amfibieen komen voor: leguanen, diverse soorten hagedissen, boa`s, padden, vele kikkers en de giftige zogenaamde ter-de-lance slang.

Cahuita Nationaal Park, een voorbeeld uit de kuststreek.

Eveneens aan de oostkust gelegen is het Nationale Park Cahuita. Het werd in 1970 opgericht. Dit park bestaat uit een land- en een zeegedeelte. Het landgedeelte bestaat uit een schiereiland, 1067 ha groot. Het zeegedeelte dat het schiereiland omringt, is 600 ha groot. Cahuita is een echt Caribische park. Duizenden kokospalmen, mooie zandstranden, een koraalrif en blauwe zee zijn de karakteristieke kenmerken van Cahuita.

Koraalrif.

Het koraalrif is het belangrijkste bezit van het park. Koraalriffen zijn typisch tropische verschijnselen. De gemiddelde temperatuur van het water moet minimaal 25 ‘°C zijn om rifvorming te verkrijgen: bij een lagere temperatuur ontstaan kleinere losstaande koralen.
Koraal is opgebouwd uit immense kolonies van kalkvormende poliepen. Poliepen zijn de oudste organismen ter wereld. Ze strekken meestal in de nacht hun tentakeltjes uit om plankton uit het zeewater te vangen. Het koraal kan zeer fraaie vormen hebben, soms lijkend op geweien, boomtakken of op hersenen. In Cahuita ligt het rit op gemiddeld 500 m van het strand vandaan. Het water is ondiep, vaak minder dan 1 m aan de kustzijde. Soms zijn er diepere plaatsen waar het koraal een hoogte van 7 m kan hebben. Onderzoek heeft uitgewezen dat een groot deel van het koraal dood is en dat daar boven op een relatief klein deel levend koraal groeit. Tussen de koralen zijn plaatsen waar schildpadgras (Thalassia testudinum) groeit.
Op en rondom het koraal vindt men tal van andere organismen, als zeeanemonen, eendenmossels, mollusken, sponzen, zeekomkommers, garnalen, zee-egels (o.a. de zwarte zee-egel, die pijnlijk prikkende stekels heeft), zeeslakken en krabben.
Er zijn ongeveer 34 soorten koraal gevonden in Cahuita. Twee opvallende soorten zijn Monastrea cavernosa, welke lijkt op een 1,5 m grote kiezelsteen met gaten erin, en het hersenkoraal Diploria strigosa dat tot 2 m breed en 1 m hoog kan worden. Acroporia soorten vormen fraaie boom- en schotelvormende koralen.
Bijzonder mooi zijn de vele (123 soorten) vissen, die rond het koraalrif leven. Ook aan zeewieren is het gebied bijzonder rijk. Van de 220 soorten die aan de hele Atlantische kust van Costa Rica voorkomen, zijn er 128 in Cahuita aanwezig.
Onder bepaalde omstandigheden is het water door turbulentie troebel en is het bezichtigen van het rit moeilijk. Het westelijk gelegen strand is geschikt om te zwemmen, er zijn Vrij weinig golven. Bij het ronden van de noordwestpunt van het schiereiland, verandert de aanblik ineens. Er is geen zandstrand meer. In plaats hiervan is er een oud koraal waar tussenin talloze kleine poeltjes zijn. De zee aan de oostkant kent een sterke stroming en is niet aanbevolen om in te zwemmen. Een stukje verder is er weer zandstrand en is de stroming ongevaarlijk.

Vegetatie.

De vegetatie in Cahuita is als vochtig tropisch bos te classificeren. Daarnaast zijn er moerassen, strandvegetaties en kale sedimenten. In het zuidwestelijk deel van Cahuita is een gebiedje dat volledig u yolillopalmen (Raphia) bestaat. Aan de noordkant is een klein mangrove gebied je dat bestaat uit rode mangrove. De strandvegetatie bestaat voornamelijk uit kokospalmen, amandelbomen en zeedruif. Onder de kruipen de planten valt de paarse strandboon op.

Fauna.

Het wildleven in Cahuita wordt getypeerd door dieren die dicht bij de zee leven. Het meest opvallend zijn de brulapen en witkop-kapucijnapen die in groepen tot 25 dieren voorkomen. Daarnaast zijn er de coatimundi, de zwarte opossum, de drieteen miereneter, diverse soorten stinkdieren, de drieteen luiaard, agouti, paca, de wasbeer en het gordeldier. In de moerassige delen komen veel reigersoorten voor. Apen en ook hagedissen zijn vaak vrij goed waar te nemen.

Toekomst van het park.

De Rio Suarez, die aan de westkant van het park in de zee uitmondt, voert veel sediment afkomstig uit het binnenland met zich mee. De invloed hiervan wordt nog steeds onderzocht. Het is echter bekend uit andere soortgelijke gevallen dat het troebele water schade berokkend aan het koraal. Helder water is een levensvoorwaarde voor koraal, omdat de met de koraalpoliepen symbiotisch samenlevende algen licht nodig hebben voor de foto’synthese. Op de hersenkoralen zijn al af gestorven plekken ontdekt.
Het huidige park is eigenlijk te klein voor de grotere dieren. Zij hebben een ruime oppervlakte nodig om aan voldoende voedsel te komen. Bovendien zijn de aantallen dieren door visserij en illegale jacht door de lokale bevolking afgenomen. Een vergroting van het park zou dus zeer gewenst zijn, samen met een betere bescherming. Om tevens de toenemende aantallen toeristen te kunnen verwerken, wil men het park gaan uitbreiden tot aan de Panamese grens. Het belangrijkste is echter dat men tracht om een eind aan de aanvoer van troebel rivierwater te beeindigen.

Door orkanen is enige jaren geleden veel van het koraal vernietigd. Herstel zal vele jaren duren.

Braulio Carillo Nationaal Park, een voorbeeld uit de montane regio.

Dit is een van de grootste nationale parken van Costa Rica, 44.099 ha gelegen in het noordoostelijk deel van de Cordillera Centra. Het is genoemd naar een van Costa Rica`s presidenten.
Vroeger was dit gebied bijzonder ontoegankelijk. Aan het eind van de vorige eeuw mislukte een poging om een verbindingsweg te maken tussen San Jose en de spoorweg die van Lima‘³n tot Guapiles reikte. Pas in 1983 is deze weg voltooid. De bescherming van de bossen langs deze weg was toen al gegarandeerd. Nu biedt deze weg een goede manier om het gebied te leren kennen. De overblijfselen van de oude weg hebben nu een historische waarde gekregen.
Braulio Carillo bevat enorme uitgestrekte bossen en telt twee vulkanen: Barva en Cacho Negro. Beide vulkanen zijn niet meer actief. In een recent verleden hebben uitbarstingen van de nabij gelegen vulkanen Turrialba en lrazaԼ de bodem met flinke hoeveelheden as verrijkt.
Van alle bos is 84% onaangetast en 5% secundair. Dit secundaire bos, staat op land dat voordien als landbouw en veegrond was gebruikt. De overige 11% wordt nog steeds als zodanig gebruikt en bevindt zich voornamelijk in een aantal valleien.
De bossen aan de Atlantische kant zijn indrukwekkend hoog en mooi. Men schat dat er in totaal ongeveer 6000 soorten hogere planten voorkomen in het hele park. Veel bomen hebben enorme plankwortels. Vanaf de laagste delen in het park omhooggaand treft men nat tropisch bos, premontaan regenwoud, laag montaan regenwoud en nat montaan bos. Deze bostypen zijn allen al eerder besproken. De hoge luchtvochtigheid en de enorme regenval in Braulio Carillo (tot meer dan 6000 mm in de natste delen), garanderen een uitbundige plantengroei. De bomen in de hoger gelegen bossen dragen tal van epifyten: mossen, varens, bromelias, orchideeen, maar ook allerlei kruiden en struiken. Daarnaast zijn boomvarens en diverse soorten eiken algemeen op deze hoogte.
Onder de dieren in Braulio Carillo treffen we het grootste deel van de algemeen voorkomende zoogdieren aan. Daarnaast zijn er uiteraard weer talloze vogelsoorten, ruim 500. De bekendste die vooral in de bergbossen thuis hoort, is de quetzal. Behalve de bossen zijn de hoog gelegen meren rond de vulkaan Barva van bijzondere schoonheid. Ze worden omringd door bossen met vooral eiken en de zogenaamde Gunnera insignis; een zeer opvallende plant, waarvan de bladeren een diameter van 2 m kunnen bereiken. Ze wordt ook wel ‘paraplu van de armen` genoemd. Ook haar bloeiwijze is wonderlijk: een tot 2 m hoge aarachtige staak met een roze kleur. Een volwassen plant kan een plek van 6 m doorsnede in beslag nemen. Ook in deze hoog gelegen gebieden regent het veel. Jaarlijks tot 2000 mm. De nationale park status van Braulio Carillo zal voor een belangrijk deel de functie van dat gebied als waterreservoir en als bron van genetisch materiaal waarborgen.

Nationale Park Chirripo, een voorbeeld uit de hoogste streken van Costa Rica.

Dit is een van de grootste nationale parken van het land met een oppervlakte van ruim 50.000 ha Het grenst direct aan het allergrootste beschermde gebied, het tot in Panama doorlopende internationale park La Amistad (de vriendschap), dat ruim 190.000 ha meet.
Chirripo werd in 1975 opgericht en is alleen te voet te doorkruisen. Het is genoemd naar de hoogste berg van het land die 3819 m telt. Er lopen enkele slechte wegen tot aan de randen van het nationale park, dat het ruigste en onbekendste van Costa Rica is.
In Chirripo vindt men de hoogste biologische diversiteit van het hele land. Door de enorme variatie in relief, topografie, bodem en klimaat zijn er zeer veel verschillende habitats. Daarnaast is het hydro-elektische potentieel van dit berg gebied enorm. Het is ook de enige plaats in het land waar de zogenaamde Paramo vegetatie voorkomt. Vanaf ruim 3000 m hoogte, boven de boomgrens, vinden we graslanden, met veel hooggebergteplanten. Onder hen zijn de fraaie Espeletias. Dit zijn viltige rozetplanten, die tot de familie van de Composieten behoren en enkele meters hoog kunnen worden. Op deze hoogtes liggen ook veel moerassen en meertjes die in een ver verleden door de inwerking van gletsjers zijn gevormd. Hoog in de bergen groeien veel eiken, boomvarens en veel andere fraaie planten. De vegetatie in Chirripo heeft veel overeenkomsten met die van Braulio Carillo.
De fauna is echter nog rijker, met 215 soorten zoogdieren, 400 vogelsoorten en 250 soorten amfibieen en reptielen. Samen met La Amistad komen hier meer dan 60% van alle dieren van Costa Rica voor. Reden waarom dit park samen met het Panamese deel in 1982 door de UNESCO tot ‘Biosphere Reserve` is verklaard.
Gezien de beperkte mogelijkheden om het gebied te verkennen, wordt tijdens de reis een aan het park grenzend gebied bezocht. Een weg die ons tot op 3300 m brengt naar de Cerro de la Muerte, geeft ons een uitstekende kans om de paramo te bekijken.

Nationale Park Poas, een voorbeeld van een vulkanisch gebied.

Op geringe afstand ten noorden van San Jose, ligt het nationale park Poas. Het heeft een oppervlakte van 5317 ha en is in 1971 opgericht. De huidige 2708 m hoge krater, is de laatste van een serie van 5 kraters die in de loop van de evolutie door seismische activiteit zijn gevormd. Op luchtfoto`s zijn al deze oude kraters nog te herkennen. De huidige krater heeft een diameter van 1,5 km en is 300 m diep. Hij is gevuld met zwavelrijk water, dat steeds van kleur veranderd, afhankelijk van de vulkanische activiteit van de vulkaan. Momenteel is er buiten de geisers en fumarolen weinig activiteit. Deze zijn vanaf de rand van de krater te zien.
Veel berichten uit de 19-de eeuw wijzen op een toen hoge activiteit, die menige expeditie de schrik op het lijf gejaagd heeft. In 1910 was er een grote eruptie. Een mengsel van water en as rees tot een hoogte van 4000 m. Door de verdamping van het water, kon de rookkolom tot 8000 m hoogte stijgen. Het geheel had de aanblik van een enorme nucleaire explosie. De wolk verspreide zich vervolgens en had een asregen over de hele Meseta Central tot gevolg. Naar schatting is er toen ongeveer 640.000 ton as neergekomen. In 1952 en 1953 waren er weer verscheidene grote erupties, die aardschokken veroorzaakte, die tot in San Jose voelbaar waren. Het kratermeer v3rdween toen tijdelijk volledig. In 1974 ontstond ten gevolge van een grote eruptie een as/rook kolom van 10 km hoogte. Wederom was er een asregen en viel er hete neerslag uit de hemel, In 1978 was de laatste grote activiteit waarbij meer dan 35 erupties in twee dagen optraden. Het water in de krater daalde met 3 meter. Behalve de vulkanische verschijnselen die er in het park te zien zijn, is het gebied landschappelijk gezien bijzonder mooi. Direct rond de krater groeft bijna niets, maar wat verder van de rand staan allerlei dwergstruiken en zijn er veel mossen en korstmossen. De bodem hier is arm. De temperatuur in het gebied kan vaak erg laag worden. Nachtvorst is algemeen op grotere hoogte.
Via een overgangszone met struiken en bomen tot 12 m hoog, komt men bergafwaarts in het montane regenwoud. Behalve veel boomsoorten waaronder Podocarpus (waardevol hout), vindt men hier amaryllis, myrte en vele andere soorten planten. Ook de eerder genoemde paraplu van de armen groeft hier. In de hele boszone van het park valt de enorme hoeveelheid mossen, korstmossen, paddenstoelen en selaginella (een soort wolfsklauw) op. Deze planten bedekken bodem, struiken en bomen. Het dierenleven in het park is vergeleken met andere gebieden relatief arm. Toch zijn er ongeveer 72 soorten vogels gevonden, waarvan vele gezien kunnen worden.

Voorzieningen.

Er is een bezoekerscentrum en een auditorium met diapresentatie. In het park zijn diverse goede paden aangelegd, waardoor het vrij eenvoudig is om het gebied te exploreren. Aan de rand van de vulkaankrater is een uitzichtpunt.

Links1

up

Leave a comment

captcha *